Nadat de NRC afgelopen zaterdag een artikel weidde aan de toekomst van de schaatssport, voel ik me toch verplicht mee te doen aan de discussie. De boodschap van het artikel luidde: we moeten iets doen, anders is de schaatssport verloren.
We beginnen met de het grondbeginsel dat alle actoren in de schaatssport moeten snappen dat ze in dienst zijn van de schaatssport. Dus Sven Kramer moet snappen dat het primair niet gaat om het winnen van kampioenschappen. Primair moet Sven zorgen dat de schaatssport aantrekkelijk en mooi blijft. Dat doet Sven niet alleen door goud te winnen, maar ook door zich open te stellen voor de wensen van publiek, sponsors en bestuurders. Hetzelfde geldt voor alle andere stakeholders. Ander voorbeeld: een bestuurder vraagt zich af, heb ik werkelijk toegevoegde waarde of ga ik mee naar het EK voor het mooie hotel in Budapest. Deze controversiële gedachte doet wellicht even pijn voor velen. Het gaat dus niet meer om je positie als bestuurder, schaatser, trainer of fysiotherapeut, je acteert voor het grotere doel: de schaatssport mooi houden.
De bovenstaande randvoorwaarde is noodzakelijk voor de volgende maatregelen. Ten eerste stellen alle schaatsers zich open voor alle mogelijke meetwaarden. Dus bij het volgende kampioenschap mag ik Sven zijn hartslag op mijn iPad zien, zijn calorieverbruik, zijn snelheid, zijn ochtendpols, etc. Dus onbeperkte toegang tot Svens fysieke gesteldheid. Sven zeurt niet dat hij dat niet wilt, want hij is in dienst van de schaatssport. Het gaat echter verder. We mochten in Budapest af en toe in de kleedkamper kijken. Dat wil ik altijd. Bij de volgende wedstrijden zitten camera’s in de kleedkamer, warming-up ruimte en zelfs op de hotelkamer. Zet een camera in de slaapkamer van Sven en Blokhuizen en speel het versneld in twee minuten af. Wie sliep rustiger.
Ten tweede de wedstrijden. In Heerenveen heeft KPN gezorgd voor een soort Heinekenhouse op de binnenbaan. Een tien. Het publiek kan er worst eten, bier zuipen, op een simulator schaatsen, de polonaise lopen en liederen zingen. Het publiek wil dat. Daarnaast moeten er in de stations veel schermen komen met beelden uit de kleedkamer, interviews met de schaatsers trainers en Smeets moet veel in beeld (dit laatste is een goede grap). Op de schermen duiden analisten de wedstrijden. De wedstrijden worden daarnaast korter. In de ochtend wat wedstrijden voor de echte liefhebbers. Maar ’s middag in twee uur de echte finale: 4 ritten voor de laatste schaatsafstand is voldoende. De 10 kilometer kan trouwens blijven bestaan; twee toernooien per jaar EK en WK is ook weer niet zoveel. Wel moeten de afstand winnaars groter worden gemaakt.
In het stadion moet ook meer gedaan worden aan het betrekken van het publiek: winnen van prijzen, interviews met fans, etc. (ga even langs bij een Amerikaanse sportwedstrijd en je weet voldoende). Verder blijven de experimenten met massa starts en andere fratsen prima, juist heel goed, daaruit ontstaan vanzelf nieuwe prikkels en nieuwe mogelijkheden. Ik zie ze nu nog niet, maar juist omdat ik ze niet zie, moet je ermee doorgaan.
Tot slot de wedstrijdkalender. Waar doen we moeilijk over? Je hebt in de winter vijf maanden. Dat zijn ruime twintig weekenden. Je sluit af met WK afstanden. Een maand daarvoor een WK, een maand daarvoor een EK. Dan heb je nog zeventien weekenden over. Wereldbekerwedstrijden zijn mooi, dus je neemt daarvoor acht weekenden. De negen vrije weekenden zijn voor Nationale kampioenschappen en ander geneuzel. Je verdeelt de wereldbekerwedstrijden in duidelijke blokken: Europa, Azië en Noord-Amerika. Iedereen doet mee, want de weet je nog Sven, je bent er voor de schaatssport, de schaatssport is er niet voor jou. Daarnaast rijd je veel wedstrijden op niet voor de hand liggende banen: Budapest, Zakkopane, Astana, Seinajoki, Almaty, Qigihar. Zorg dat de stad uitloopt, gratis entree, veel koek en zopie, laat DJ Tiesto ’s avonds ’s nachts de mensen vermaken.
Okay, aanzet gegeven, nu uitvoeren die handel!