De transfers van Nicolas Anelka en Didier Drogba naar Shanghai Shenhua lijken een voorbode te zijn voor meer transfers van (oude) voetbalvedetten naar China. Toch lijkt de Aziatische gigant meer in zijn mars te hebben dan louter de rol van het Midden-Oosten als rusthuis voor bijna gepensioneerde voetballers. Door zijn enorm commerciële en spelerspotentieel, kan China een echte voetbalnatie worden. Het Chinese voetbal kende in 2011 opnieuw een zwak jaar, maar dat zou in 2012 wel eens kunnen veranderen.
Chinese clubs kiezen vandaag steeds meer voor buitenlandse trainers. Daarmee is de eerste stap gezet om van de Chinese competitie de grootste van Azië te maken. De Nederlanders Arie Haan en Jo Bonfrère waren er al coach en nu volgen hun landgenoten Henk ten Cate en Jan Versleijen, want het Chinese voetbal is ‘booming’ volgens die laatste.
Behalve de Nederlandse trainers zijn de Portugese coach Nelo Vingada (ex-bondscoach van Portugal), de Fransman Jean Tigana en een handvol Serviërs en Kroaten -het voormalige Joegoslavië had altijd goede banden met China- actief op de Chinese trainersvelden. Een ding hebben de buitenlandse coaches met elkaar gemeen: het zijn allen globetrotters die al vaak op meer dan twee continenten gewerkt hebben. De meesten waren actief in het Midden-Oosten.
Nieuw Walhalla
China kon nooit echte topvoetballers aantrekken. In het verleden waren derderangsspelers, die in Europa niet meer aan de bak kwamen en uit waren op een avontuur, het hoogst haalbare. Het beste voorbeeld hiervan is de Engelse Spits Marlon Harewood. Harewood, o.a. ex-West Ham, Newcastle en Aston Villa, had al acht Engelse teams versleten alvorens hij terecht kwam bij de Chinese tweedeklasser Guangzhou. Hij was er van grote waarde en verdiende er goed zijn boterham.
In China zijn clubs eigendom van bedrijven en firma’s uit de streek. Vaak betreft het bouwbedrijven waarvan de eigenaars, door de spectaculaire economische groei in China, zijn uitgegroeid tot multimiljonairs. Bij de eigenaars heerst een ware prestigestrijd die ervoor zorgt dat er ontzettend veel geld in omloop is in het Chinese voetbal. Dit was voorheen enkel het geval in het immense gokcircuit. Guangzhou Evergrande sloeg de eerste grote slag op de Chinese transfermarkt. De regerende kampioen van de Super League trok afgelopen zomer de 28-jarige Argentijn Dario Conca van het Braziliaanse Fluminense aan. Bij ons is Conca een nobele onbekende, maar in Zuid-Amerika en vooral Brazilië is de Argentijn een zeer gerespecteerde speler, getuige zijn verkiezing tot beste speler van de Braziliaanse competitie in 2009 en 2010. Conca tekende een contract van 2,5 jaar bij Evergrande ter waarde van 26 miljoen euro. Met zijn jaarsalaris van 10,6 miljoen euro was Conca de vierde best betaalde speler ter wereld en de best betaalde van China. Dit was hij totdat eerst Nicolas Anelka, daarna Didier Drogba tekende bij Shanghai Shenhua. Bilal Anelka verdient wekelijks 225.000 euro, Drogba krijgt per week 320.000 euro. Het is een eerste indicatie dat de budgetten in China ongekende hoogtes bereiken en daarmee paradijzen voor semi-gepensioneerde voetballers als Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten van de troon zullen stoten.
Morgen deel twee waarin we dieper ingaan op het commerciele potentieel van China.
De bovenstaande blog is geschreven door Bob Faesen (@BFaesen) en in samenwerking met ExtraSport gepubliceerd. ExtraSport.be brengt eigenzinnig sportnieuws geschreven door young-drive journalists.