Het jaar 2020 had hét Nederlandse sportjaar moeten zijn. Een EK voetbal in Amsterdam, de start van La Vuelta in Brabant en een TeamNL-ploeg vol potentiële medailles op de Olympische Spelen. Iedere sportliefhebber keek reikhalzend uit naar het beste sportjaar ooit. Maar voordat de spelers op het veld stonden, was de wedstrijd al afgefloten. Het werd een zwart jaar voor de sportliefhebber. Geen evenementen, zelfs geen wedstrijd bij de plaatselijke vereniging. Waar het jaar 2020 nu de boeken ingaat als slechtste jaar ooit, moeten we misschien optimistischer kijken. Is dit niet het beste jaar ooit voor de sport geweest?
Soms vergelijk ik de huidige tijd van sport en bewegen met de Middeleeuwen. Een tijd vol rijkdom wordt afgelost met een periode met achterstand. Waar vroeger sport en bewegen een primaire levensbehoefte was, zijn we in het huidige tijdsbestek het belang verloren. Sporters zijn gemakzuchtig. Waar de sport bijna aan huis wordt bezorgd, wordt er geen gebruik van gemaakt. Sporters zijn reactief, blijven hangen in eigen onwetendheid en kiezen voor gebaande wegen. De verleiding en afleiding van andere tijdverdrijven zijn groter dan onszelf in beweging te houden.
Deze ontwikkeling laat zijn sporen na. In Nederland dreigt er namelijk naast een economische, ook een sportieve kloof. Zoals in het advies van de NLSportraad te lezen is, beweegt de helft van de bevolking wekelijks; en zit de andere helft zit stil. Terwijl juist de inactieve burger, die vaak niet sporten en/of bewegen kán, een groep is die hier het meest profijt van bewegen kan hebben. Het maakt hen zelfverzekerder, brengt mentale weerbaarheid en zorgt voor een vriendenkring. Als we nu niet investeren in deze groep, wordt de kloof alleen maar groter. Want, de cijfers binnen deze groep liegen er niet om: Nederland is lijstaanvoerder als het gaat om zitten (8 uur per dag), en één op de drie kinderen kampt met overgewicht. Wereldwijd gaan we zelfs nog een stapje verder, de WHO heeft de beweegarmoede mondiaal zelfs aangekaart als pandemie.
"Sport en bewegen is het cement van onze samenleving, maar wordt vanuit de overheid nog gezien als luxeproduct"
Maar gelukkig lijkt 2020 licht aan het einde van de tunnel te brengen. De COVID-19 crisis doet een schreeuw naar sport en bewegen als medicijn. Want naast de fysieke uitdagingen, wordt onze samenleving ook sociaal en mentaal getest. Daar waar sport en bewegen een medicijn voor kan zijn. Het houdt ons fit, mentaal sterk en onze sociale cohesie intact. Sport en bewegen is geen onderdeel van het probleem, maar juist een (gedeeltelijke) oplossing.
Ik hoor je denken: we hadden dus gewoon een pandemie nodig om sport en bewegen belangrijker te vinden? Nee, natuurlijk niet. In Nederland hebben we een uniek sportlandschap. Met ongeveer 28.000 lokale sportverenigingen is in bijna geen enkel land de sportinfrastructuur zo toegankelijk als hier. Echter blijven we vanuit de overheid sport en bewegen zien als luxeproduct. Sport staat onderaan de overheidsbegroting en wordt minimaal beloond voor haar impact op de samenleving. Jarenlang hanteerden we een ongefundeerde sportstrategie, waar de lokale sportaanbieder nu de dupe van is. Sport en bewegen is het cement van onze samenleving. We kunnen zonder cement geen luxe onderkomen bouwen, maar daar staan we zelden bij stil.
We stevenen af op een two-horse race tussen de overheid en de burger, met het bedrijfsleven op de tribune. De vraag is alleen: zal er ooit een winnaar komen als het een tweestrijd blijft? En stel, het blijft een gelijkspel, dan is eigenlijk toch iedereen de verliezer? Te lang hebben we aan de zijkant gestaan, waar de marktbewerking vrij zijn gang kon gaan. Maar het momentum rond sport en bewegen wat in 2020 is gecreëerd, dient zich nu te moeten uitbetalen. Het splijtende één-twee tussen de burger en de overheid, met een positieve rol voor het bedrijfsleven, moet gaan zorgen voor het winnende doelpunt.
"We moeten de sport veranderen: de vraag van de sporter moet centraal staan"
Maar hoe zetten we zo’n één-twee op? Wie geeft de eerste pass? Om het belang van sport en bewegen nu echt te gaan maximaliseren moeten we veranderen. Om nieuwe sporters te raken en bestaande sporters te blijven inspireren. Daarbij hoeven we eigenlijk maar één ding te doen: luisteren. Luisteren naar de wensen en de behoeften van de burger. Want vaak bouwen we een sportinfrastructuur zonder echt te onderzoeken wat de consument nodig heeft. De burger wil namelijk een passend aanbod wat is afgestemd op hun behoeftes.
Daarom moeten we de sport veranderen: de vraag van de sporter moet centraal staan. Laat ik starten met een klein voorbeeld. Eigenlijk is het toch gek dat voetbal voor alle leeftijdscategorieën hetzelfde is? Het aanbod voor kinderen, jongeren en volwassenen is nagenoeg identiek. Terwijl de behoeften van de verschillende leeftijdscategorieën normaliter ver uit elkaar leggen. Waarom laten we de senioren-elftallen niet korter voetballen, zodat er meer tijd is voor in de kantine en om fysieke ongemakken te beperken? Waarom spelen de kinderen niet elke week een toernooi, zodat ze het op kunnen nemen tegen meer verschillende tegenstanders? Zelfs nog, waarom moet ik maandelijks contributie betalen als ik maar 1 á 2 wedstrijden per seizoen wil meedoen?
Binnen de sport zijn er legio mogelijkheden om sporten nog meer te laten aansluiten bij de behoefte van de klanten. Niet omdat het innovatief is, maar om meer sporters te inspireren en de inactieve burger in beweging te krijgen. De sport moet zichzelf differentiëren. Iets wat in bij bijna alle branches part-of-the-job is, maar in de sport wereldvreemd. Laten we 2021 aangrijpen om de kloof tussen de actieve en inactieve sporter te verkleinen door kritisch te zijn op ons aanbod. Om mensen te verbinden via sport en bewegen. Om gezamenlijk meer impact te maken via de belangrijkste bijzaak van het leven.
Headerfoto: Shutterstock.com