Na eerder al ingrijpende wijzigingen te hebben aangekondigd voor wat betreft de invoering van budgetplafonds in 2021, maakte de FOM - het Formula One Management - eind 2019 bekend dat het vanaf 2030 klimaatneutraal wil opereren. In de berichtgeving rondom de communicatie van deze milieumaatregel, spraken diverse media over de toenemende concurrentie van de Formule E. Maar de vraag is of dit echt wel zo is? In hoeverre moet de Formule 1, die in Europa en Azië de onbetwiste koningsklasse van het autoracen is, zich bedreigd voelen door de Formule E?
Het zesde seizoen van de Formule E is eind november van start gegaan. 14 straatraces in 12 steden op vijf continenten, in een competitie die eindigt op 26 juli 2020. En het lijkt haast wel ironie, maar de eerste twee races vonden plaats in oliestaat Saudi-Arabië, dat in mei van dit jaar een contract afsloot met een geschatte waarde van $ 260 miljoen, om deze tien jaar lang te mogen hosten.
Dat gezegd hebbende, wil ik eerst mijn bewondering uitspreken voor de wijze waarop de oprichters van de Formule E, en met name huidig voorzitter Alejandro Agag, de raceklasse vanaf de grond hebben opgebouwd. Want een dergelijke raceklasse, was er zes jaar geleden nog niet. Het idee voor de elektrisch aangedreven autosportcompetitie ontstond in maart 2011. En hoewel er in 2013 al enkele demonstratie-evenementen werden georganiseerd, ging het eerste seizoen pas in september 2014 met de ePrix van Peking van start. Nu is het niet mijn bedoeling om hier de geschiedenis van de raceklassse uitvoering te beschrijven, maar wat ik wel wil aanhalen is dat het ongelooflijk moeilijk en dus knap is, om zo’n ‘league’ op de kaart te zetten. Natuurlijk kon ook toen het fenomeen ‘elektrisch autorijden’ al bij een bepaalde groep mensen op sympathie rekenen. Maar dat betekent nog niet dat er automatisch voldoende geld en politieke steun beschikbaar was, om de organisatie ervan mogelijk te maken.
Wat dat betreft hebben Agag en zijn mensen diverse huzarenstukjes geleverd. Het verhaal gaat dat de raceklasse op een zeker moment in die begindagen zeker $ 25 miljoen schuldig was aan leveranciers, terwijl er op dat moment nog maar $ 100.000 op de bankrekening stond. En in maart 2015 moest de raceklasse van een vroege dood worden gered, door een financiële injectie van Liberty Media (dat tot dezelfde holding behoort als Ziggo en Ziggo Sport) en Discovery Inc. (de moedermaatschappij boven Eurosport), die beide gelieerd zijn aan de Amerikaanse zakenman John Malone. Let op! Het is ook om die reden, dat de mediarechten voor een groot deel bij deze partijen liggen, die samen 40% van de aandelen in hun bezit schijnen te hebben.
Terug naar de omzetontwikkeling. Zoals in bovenstaande afbeelding te zien is, mogen we die wel gigantisch noemen. Van € 21 miljoen in het boekjaar 2014/'15 naar ruim € 133 miljoen in boekjaar 2017/'18 is naar mijn mening wel indrukwekkend. Maar let op! We hebben het dan wel over omzet van de centrale organisatie. Niet over die van de deelnemende teams. En hoewel ik helaas niet de beschikking heb over de manier waarop die omzet is opgebouwd, kan ik wel de verschillende categorieën benoemen:
Desalniettemin is de Formule E in vergelijking met de Formule 1 nog altijd een hele kleine competitie. Dat blijkt als we de omzetcijfers van de afgelopen vijf jaar, naast die van de koningsklasse zetten. Daarvoor heb ik overigens de cijfers van de Formule E moeten omrekenen naar US Dollars. Dat zal ongetwijfeld een vertekening geven, maar dat leek me - gezien het feit dat de dollar-koers de afgelopen jaren minder stabiel was - beter dan een omrekening van dollars naar euro’s.
Saillant detail is overigens dat ook de Formule 1 de afgelopen jaren verlies heeft geleden. In 2017 was dat $ 17 miljoen en in 2018 bedroeg het operationele verlies zo’n $ 68 miljoen. Beide zijn volgens de organisatie gerelateerd aan de investeringen die Liberty Media, dat sinds begin 2017 het merendeel van de aandelen in handen heeft, verricht om de raceklasse toekomstbestendig te maken. Denk hierbij aan de kosten van de nieuwe visuele identiteit, de kosten van haar social media-afdeling (iets waar het vorige management team onder leiding van Bernie Ecclestone niet in geloofde), en de kosten van de verschillende digitale kanalen die de FOM na de overname geïntroduceerd heeft. Dat laatste verdient meer toelichting. Want daar zit bijvoorbeeld ook een eigen OTT-kanaal bij, F1 TV Pro, waar fans voor een bedrag van ongeveer € 65 per jaar toegang krijgen tot allerlei extra’s, zoals de keuze om je favoriete rijder van start tot finish te kunnen volgen via zijn on-board-camera.
Daarmee zijn we overigens wel meteen bij een aspect gekomen, waarin de Formule E nog mijlenver achterligt op de Formule 1. Laatstgenoemde is namelijk ook een ijzersterke media-organisatie, die in 2018 met de wereldwijde verkoop van de mediarechten zo’n $ 613 miljoen (bron: SportBusiness.com) verdiende. Dat is wat tv-stations, OTT-kanalen en andere mediapartijen betalen om de beelden te mogen vertonen. Dat komt neer op ongeveer één derde van de totale omzet.
Bij de Formula E brachten die mediarechten in 2017 - de cijfers van 2018 heb ik helaas niet kunnen vinden - wereldwijd zo’n € 18,8 miljoen in het laatje, op een totale omzet van € 94,5 miljoen. En dat is slechts 20%. Dit zal ongetwijfeld te maken heeft met het eerdergenoemde aandeelhouderschap van Liberty Media en Discovery Inc., die daarmee en passant de mediarechten hebben bemachtigd. In Nederland worden de training- en kwalificatiesessies immers ook uitgezonden en/of gestreamd door Ziggo Sport en de races zelf door Eurosport.
Deze situatie heeft van de Formule E nog geen kijkcijferkanon gemaakt. Als we bijvoorbeeld kijken wat Nederlandse respondenten in het Global WebIndex-onderzoek zeggen over het kijken naar de twee raceklassen, dan ziet dat er als volgt uit.
Een ander punt waarop we de twee raceklassen met elkaar kunnen vergelijken, zijn het aantal wereldwijde volgers op social media. Ook die laten een levensgroot verschil zien tussen de twee competities. En om het verhaal af te maken, wil ik jullie nog de lineaire kijkcijfers uit SKO laten zien. Die brengen het verschil ook op pijnlijke wijze in beeld.
Toch ben ik ook de eerste die zegt dat het niet eerlijk is om de twee raceklassen op deze wijze met elkaar te vergelijken. De Formule 1 bestaat immers al sinds 1950, terwijl de Formule E pas net begonnen is. Alles, maar dan ook werkelijk alles, is groter aan de Formule 1. De hoeveelheid camera’s en de manier waarop het in beeld wordt gebracht. Het is allemaal ‘huge’.
En wat te denken van de invloed die het succes van Max Verstappen op de populariteit van de Formule 1 heeft? Dat speelt uiteraard ook een grote rol. Zijn zegetocht heeft er namelijk voor gezorgd dat de interesse in autoracen de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen. Dat blijkt ook uit de NOM-cijfers uit de onderstaande grafiek. Die zijn weer gaan stijgen vanaf 2015, het jaar dat Max achter het stuur van de Torro Rosso mocht gaan plaats nemen.
Nu heeft iedere sport en competitie helden nodig om te kunnen groeien. En voor Nederlandse racefans, die bovendien zijn opgegroeid met Formule 1, is dat ongetwijfeld Max Verstappen. Maar eenkennig zijn die raceliefhebbers zeker niet te noemen. Dus als de twee Nederlandse rijders in de Formule E - Robin Frijns en Nyck de Vries - dit seizoen heel goed gaan presteren, dan zal dat de belangstelling voor de elektrische raceklasse zeker doen helpen groeien.
Wat ook zal bijdragen aan de gewenste groei, is een vollere racekalender. Met races in onder meer Mexico-City, het Zuid-Chinese Sanya, Rome, Seoul en Londen wordt er gereden in een prachtige verzameling steden, maar de interval tussen de races is te lang. Dat maakt het moeilijker voor mensen om een band op te bouwen met de league.
Het toevoegen van races is dus meer dan welkom. En vooral eentje op Nederlandse bodem. Dat zal de interesse in de Formule E in ons land ook een enorme impuls geven. Wat dat betreft kan ik alleen maar hopen dat het collectief dat werkt aan de organisatie van races in Eindhoven, niet zo veel geld mee hoeft te brengen als de organisatoren in Saudi-Arabië. En dat ze in hun missie, die perfect aansluit bij de wens van de regio Eindhoven om zich te profileren als het epicentrum van Europa op het gebied van hoogwaardige technologie, met succes weten te voltooien.
Maar zelfs als die ePrix van Eindhoven er onverhoopt niet komt, reken ik op een sterk groeiende belangstelling voor de Formule E. Want nu de verkoop van elektrische personenauto’s - weliswaar gestimuleerd door allerlei overheidsmaatregelen - zo’n enorme vlucht neemt, zal deze vorm van autorijden langzaam maar zeker de norm worden. En dat zal vast en zeker helpen om de interesse in de Formule E, verder aan te wakkeren.
En ondertussen is het ook maar afwachten hoe de geplande koerswijzigingen van de Formule 1 gaan uitpakken. En of er op termijn niet steeds meer weerstand zal komen tegen racen in auto’s die op benzine rijden. Wie weet is de Formule E uiteindelijk wel de David, die de veel grotere Goliath weet te verslaan. Of ontstaat er een situatie, waarin de twee raceklassen met elkaar gaan fuseren. Het zou zo maar kunnen. Maar zo ver is het nog lang niet...
Headerfoto: lev radin / Shutterstock.com